Als een werkwoord dat eindigt op -ing wordt gebruikt alsof het een zelfstandig naamwoord is, noem je het een Gerund.
Net zoals ieder ander zelfstandig naamwoord kun je een Gerund gebruiken als onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en na voorzetsels. Na een aantal werkwoorden volgt altijd een Gerund.
De Gerund is overigens maar één van de drie Engelse -ing vormen. Hier staat het overzicht van alle -ing vormen.
Gerund
Een Gerund is een werkwoord dat eindigt op -ing en dat wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord. Het komt net als een normaal zelfstandig naamwoord op de volgende manieren voor:
1 als onderwerp van een zin
2 als lijdend voorwerp van een zin
3 als meewerkend voorwerp
4 na voorzetsels
5 Net zoals normale zelfstandige naamwoorden kan een Gerund voorafgegaan worden door een lidwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
He hates useless arguing.
Gerund na uitdrukkingen
Je gebruikt de Gerund na een aantal standaard uitdrukkingen:
Gerund na voorzetsels
Ook na alle voorzetsels gebruik je de Gerund. Een paar voorbeelden zijn:
Gerund na werkwoorden
Als het ene werkwoord door een ander werkwoord wordt gevolgd is dat tweede werkwoord normaal gesproken een infinitief.
Maar dat kan niet bij alle werkwoorden. Bij sommige moet je de Gerund gebruiken.
Dit zijn de meest voorkomende werkwoorden waarbij dat geldt:
Gerund of hele werkwoord
Er zijn ook werkwoorden waarna een infinitief of een Gerund kan komen. Er is dan wel een verschil in betekenis.
1 specifiek en algemeen
Als je na de werkwoorden hate, love en prefer een infinitief gebruik, heb je het over één specifieke gebeurtenis. Als je de Gerund gebruikt, praat je in het algemeen.
I hate getting up early. (altijd)
She loves to stare at the sky tonight. (vanavond)
She loves staring at the sky. (altijd)
We pefer to travel by plane this holiday. (deze vakantie)
We prefer travelling by plane. (altijd)
2 toen en straks
Als je na de werkwoorden forget, regret en remember een Gerund gebruikt heb je het over iets dat al gebeurd is. Als je de infinitief gebruikt moet het nog gebeuren.
Don't forget to bring coffee. (straks)
I regret saying that. (toen)
I regret to tell you. (nu)
She remembers going to Amsterdam. (toen)
Remember to go to the Post Office. (straks)
3 wie
Als je bij de werkwoorden allow, advise en admit een Gerund gebruikt, maakt het niet uit over wie het gaat. Als je wel zegt wie het betreft gebruik je de infinitief.
Kids are not allowed to smoke. (alleen kinderen)
We advise taking the bus. (bereft iedereen)
We advise you to take the bus. (alleen jij)
They permit parking here. (betreft iedereen)
They permit her to park here. (alleen zij)