De -ing vorm komt op drie manieren voor: als werkwoord -en dan noem je het de Continuous, als zelfstandig naamwoord -dan spreek je van de Gerund, en tenslotte als bijvoelijk naamwoord -en dat noem je dan de Present Participle.
Hieronder behandelen we ze alle drie en op het einde zetten we de verschillen even kort op een rijtje.
Continuous
De Continuous gebruik je altijd als je praat over iets dat precies op dat moment gebeurt. En dat kan in iedere tijd voorkomen.
1 Present Continuous
2 Present Perfect continous
3 Past Continuous
4 Past Perfect Continuous
5 Future Continuous
Klik hier voor de uitgebreide uitleg van de Continuous.
Gerund
Een Gerund is een werkwoord dat eindigt op -ing en dat wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord. Het komt net als een normaal zelfstandig naamwoord op de volgende manieren voor:
1 als onderwerp van een zin
2 als lijdend voorwerp van een zin
3 als meewerkend voorwerp
4 na voorzetsels
Klik hier voor de uitgebreide uitleg van de Gerund.
Present Participle
Een Present Participle, oftewel een tegenwoordig deelwoord, kan op twee manieren voorkomen:
1 als het -ing woord van de Continuous.
2 als bijvoeglijk naamwoord
Oefen de Gerund
Oefen de Continuous
Samenvatting
1 Continuous = to be + -ing woord
Een -ing woord samen met het hulpwerkwoord to be is altijd de Continuous.
2 Present Participle =
- het -ing woord van de Continuous
- of een bijvoeglijk naamwoord met -ing
Een bijvoeglijk naamwoord dat eindigt in -ing is altijd een Present Participle.
She is a dazzling girl. (bijvoeglijk naamwoord)
3 Gerund = een zelfstandig naamwoord met -ing
Een -ing woord dat voor of na een werkwoord of voorzetsel komt is altijd een Gerund.
Check oil before starting. (-ing woord na voorzetsel)
Singing is not at all easy. (-ing woord als onderwerp)